Hoofdstuk 7, tekst D: Geen reden tot angst
Categorie: Boek > Kosmos > Nieuwe druk
“Charmides”, zei Sokrates, “zij die wiskunde kunnen beoefenen, beoefenen wiskunde zowel privé als tegenover de menigte, en zij die citer weten te spelen, spelen zowel privé als tegenover de menigte citer. Waarom toon jij alleen bij eet- en drinkfestijnen je talent, maar niet tegenover de menigte?”
“Ik schaam me en ik ben bang”, zei Charmides, “als ik zie dat de menigte naar me kijkt. Bij de eet- en drinkfestijnen zijn weinigen aanwezig en voor hen ben ik niet bang.”
“Luister dan”, zei Sokrates: “Bij het eet- en drinkfestijn zijn de verstandigsten en de sterksten aanwezig: voor hen schaam je je niet en je bent ook niet bang. Bij de menigten en speciaal bij de volksvergadering zijn de onverstandigsten en de zwaksten aanwezig: temidden van hen schaam je je dus te praten. Hoe ben jij bang voor de onverstandigsten en de zwaksten en niet voor de verstandigsten en de sterksten? Want bij de eet- en drinkfestijnen lachen sommigen van de verstandigsten jou zelfs uit: maar toch praat jij net zo goed met hen, hoewel zij dat doen. In de volksvergadering zullen de meesten jou nooit verachten – en als sommigen je uitlachen, moet je hen niet vrezen, omdat zij immers heel onverstandig zijn en omdat zij helemaal niets begrijpen. Daarom ben ik verbaasd, omdat jij de verstandigsten bij de eet- en drinkfestijnen makkelijk kunt overwinnen, maar niet de onverstandigsten in de volksvergadering.
Wees dus vol vertrouwen, beste Charmides, en doe als volgt: beschouw de volksvergadering als zodanig zoals je de gasten bij de eet- en drinkfestijnen beschouwt. Als je dat doet, zal je niet meer bang zijn in de volksvergadering, zoals ik meen, maar jij zult alles wat je moet zeggen vol vertrouwen zeggen. Want jij bent verstandig en jij kunt de stad beter maken.”