Hoofdstuk 9, tekst A
Categorie: Boek > Pallas > Druk 4: Boek 1
Achilles wilde door woede niet meer voorvechter zijn in alle gevechten, maar zat werkeloos in zijn tent. Daar zong hij met zijn lier over de daden van de oude mannen.

Toen hadden de Trojanen macht over de Grieken en ook sloegen ze veel lichamen neer bij iedere strijd. Zij waren dichtbij het Griekse legerkamp

Dus de leiders van de Grieken waren niet gelukkig: zij vonden Agamemnon onverstandig en de oorzaak van alle ongelukken.

Tenslotte zeiden zij tegen Agamemnon, hun leider: Meester, luister naar onze vrienden en wees niet boos op ons: wij zijn niet de oorzaken van alle rampen, maar jij! Wees nu niet meer onverstandig, maar doe dit: stuur het kind Briseïs weg naar Achilles: geef bovendien veel geschenken aan hem. Als jij dat doet, kan jij stoppen met jullie ruzie. Misschien wil Achilles wel onze voorvechter zijn.

Agamemnon stemt in met het plan van hen: jullie zijn verstandig, leiders, en jullie hebben gelijk. Weest dus gerust: want ik ben gereed om dit te doen. Kies dappere boden uit en stuur hen naar Achilles, de leider van de Myrmidoniërs.