Hoofdstuk 6, tekst B: taaloefeningen (versie 3)
A 1. ω ik~hoor, luister
2. ουμαν wij~trouwen
3. εις jij~huilt
4. ετε jullie~blijven
5. ει de zoon~is blij (met), verheugt zich
6. ουσι(ν) de Atheners~vluchten
7. oμεν wij~wonen
8. ε jij~moet doen