Hoofdstuk 9, tekst B: Het gezantschap naar Achilles
1) Achilles onthaalde de drie bodes en zegt: 'Gegroet vrienden, want jullie zijn
2) geliefd aan mij. Ga hier zitten.'
3)Daarna zei hij tegen zijn vriend Patroklos:
4) 'Vooruit, Patroklos, breng een groter mengvat hierheen,
5) breng de geliefde mannen wijn en een maaltijd.
6) Na de maaltijd zegt Odyseus: 'Ook jij gegroet, Achilles.
7) Het voedsel is heerlijk. Toch interesseert het eten mij niet,
8) maar iets anders: de rampen van de Grieken.
9) Want de Trojanen zijn al dichtbij ons legerkamp
10) en staan het punt de schepen met verwoestend vuur in brand te steken.
11) O geliefde Achilles, wees niet meer koppig, maar heb medelijden met je vrienden;
12) want Agamemnon is klaar om het meisje Briseis weg te sturen,
13) en stuurt vele mooie geschenken!'
14) Achilles luistert naar de woorden en zegt:
15) 'Zeg mij niks, vrienden, over geschenken! Gehaat door mij zijn die geschenken!
16) Wees niet dwaas: want jullie zijn niet in staat me te overreden!
17) Ook niet Agamemnon, want hij pakte mijn eergeschenk af!
18)Niet de strijd interesseert me meer, maar de terugkeer naar huis!
19) Want Thetis, mijn moeder, heeft me dit voorspeld:
20) "Als jij, Achilles, naar huis komt, heb jij een gelukkig en lang leven;
21) als je blijft en om Troje oorlog blijft voeren,
22) zal je jong sterven, je roem is onsterfelijk!" Nu bevallen mij de terugkeer naar huis
22) en het lange leven.
23) Ga dus weg en bericht dit aan Agamemnon.'