Hoofdstuk 11, tekst B
Categorie: Boek > Disco > Boek 1
Zodra hij de schim van Dido had herkend, begon Aeneas te huilen en zei:
Lieve Dido, ik ben Aeneas, de leider van de Trojanen.
Waarom zie ik jou te midden van de schimmen? Ik ben toch niet de oorzaak
van jouw dood geweest?
Je hebt jezelf toch niet gedood, nadat ik met mijn schepen van Afrika was weggevaren?
Geloof mij, koningin: tegen mijn zin heb ik jou verlaten.
De lotsbeschikkingen dwongen me toen om jouw stad te verlaten en naar Italia te gaan. Ik heb je niet willen kwetsen. Altijd heb ik de naam van Dido in mijn hart gedragen
herinnering gehouden.
Maar Dido wendde haar ogen af en zweeg.
Vijandig stond ze (daar), als een harde rots, en ze bewoog zich niet.
Toen wendde ze zich plotseling af uit zijn ogen en vluchtte weg naar het bos van myrte.
Aeneas riep uit: Dido, waarom vlucht je?
Vlucht je voor mij? Blijf staan, ik smeek het je.
Dido antwoordde echter niet en ook bleef ze niet staan. In het bos van myrte
verborg ze zich, waar haar echtgenoot Sychaeus haar liefdevol opving.