Hoofdstuk 14 tekst B
1. Ook Menelaos nam deel aan de verwoesting van Troje
2. Hij doodde veel van de Trojanen
3. Tegelijkertijd zocht hij Helena, zijn vrouw;
4. Want vooral was hij boos op haar en verlangde haar te doden.
5. Dus toen Helena Menelaos zelf van verre opmerkte,
6. vluchtte zij voor hem met zeer grote angst, maar zij was niet verborgen voor hem
7. en hij achtervolgde haar en tilde al met zijn hand zijn zwaard op.
8. Maar Helena viel bij zijn knieen en smeekte hem:
9. Geliefde man, dood mij niet maar heb medelijden.
10. Want ik ben niet slecht, maar ik ben nu dezelfde vrouw als eerder
11. Afrodite zelf is de oorzaak van mijn rampen
12. Want door haar kwam ik hierheen en woon ik nu in het huis van Priamos
13. Heb dus begrip voor mij.
14. Want ik hou alleen van jou en ik wil alleen voor jou een goede vrouw zijn.
15. Menelaos aarzelt: moet ik haar doden of niet?
16. Duidelijk is, dat de vrouw nu dezelfde is als vroeger.
17. Want zij schijnt aan mij zeer mooi te zijn en is gelijk aan een of andere godin
18. Zijn zwaard valt uit zijn hand en Menelaos vergeeft haar
19. Want hij houdt ook nu nog van zijn vrouw.