Exercitium 38: oef. 48
1 Doordat de poorten reeds waren gesloten, konden wij de stad niet binnengaan.
2 Zolang de paarden vermoeid zijn zullen wij hier blijven en niet verder gaan.
3 Onder gelach van allen viel de jongen van zijn paard ter aarde.
4 Als het werk klaar is, komt (dan) snel naar huis vrienden; mijn vrouw heeft voor jullie al een maaltijd bereid.
5 Terwijl ik het hoorde heb jij hem gisteren zeer ernstig beschuldigd. Waarom zwijg jij (dan) nu en durf je niet iets (niets) te zeggen?
6 Toen hij aankwam juichten allen van vreugde.
7 Omdat de consul door verwonding gehinderd was, voerde de afgezant de bondgenoten aan.
8 Nadat de gehele streek nauwkeurig verkend was, gingen wij achttienduizend passen (achttien mijl) vooruit
9 Nadat de hinderlagen waren gelegd wachtten wij de komst van de vijanden af.
10 Nadat hij dit had gezegd (Dit gezegd hebbende), zweeg hij en wilde hij niets (meer) zeggen.
11 Na de maaltijd, toen de lichten waren ontstoken, hebben we met vrienden een gesprek gehad.
12 Met jouw hulp heb ik dit zo moeilijke werk kunnen voltooien.
13 Daar niemand het ons verhinderde, zijn wij het legerkamp binnengegaan.
14 Na de dood van Caesar is er lang gestreden om de heerschappij.
15 Hoewel de vijanden verslagen en verjaagd waren, was onze aanvoerder toch geenszins zonder zorgen.
16 Omdat er bij het begin van de lente nog niet voldoende koren gezaaid was, werden de boeren door de vijand gedwongen hun akkers te verlaten.
17 Nadat de hoop op hulptroepen was vervlogen hebben zij zich overgegeven.