Tekst 27: De Thermen
De thermen
In de lauwe ruimte zaten drie mannen, het waren de vrienden: Holconius, Stephanus en Severus. Stephanus zei: ‘Gisteren voelde ik trillingen van de aarde in mijn vollerij. Ik zag dat de muur, waarop een schilder kort geleden een nieuwe schildering had voltooid, gebroken was. Wat is er gebeurd?’ Severus voegde eraan toe: ‘Ook in het thermopolium, waar ik een gesprek had met Successus, voelde ik de aarde trillen. Ik zag vele bekers van de tafel vallen. Allen, die aanwezig waren, waren erg bang. Sommigen zeiden dat de goden boos zijn geweest. Mij echter hebben die aardbevingen helemaal niet bang gemaakt, omdat ze herhaaldelijk plaatsvinden in onze streek.’
[13] Holconius zei: ‘Ook ik ben van mening dat de goden boos zijn geweest. Want vroeger – ik was nog een kleine jongen – hebben zeer zware bevingen de tempel van Jupiter verwoest. Wij weten heel goed dat grote delen van de oude tempel toen zijn ingestort. Toch hebben wij, de burgers van Pompeii, de tempel van Jupiter Optimus Maximus nog niet hersteld! Het bevalt Jupiter toch zeker niet om te wonen in een tempelvol scheuren? Ik ben van mening dat Jupiter nu heel boos is!’
[21] Stephanus lachte: ‘O Holconius, wie gelooft dat de goden de aardbevingen besturen? Ga met me mee naar de warme ruimte!’ Maar terwijl ze de warme ruimte binnenkwamen, waar veel mensen aanwezig waren, bemerkten de vrienden plotseling de geur van zwavel. ‘Waar komt de zwavelgeur vandaan?’ vroeg Holconius angstig. “Of waarom stroomt het water uit de bassins?’ Severus antwoordde: ‘Ik weet het niet, maar het is nodig zo snel mogelijk uit de thermen naar buiten te gaan!’ De eerste mensen renden intussen al met angstig geschreeuw naar de kleedruimte, waar iedereen snel zijn eigen kledingstukken greep. En niet veel later dwong de hevige zwavelgeur ook de vrienden om te vluchten. Holconius haastte zich naar zijn familie, Severus naar zijn Iris in het thermopolium, Stephanus naar zijn geld in de vollerij.