Hoofdstuk 9, tekst 4: Bezorgdheid om Terentia en Tullia
Tullius groet zijn Terentia en de vader zijn liefste dochter, Cicero zijn moeder en zuster hartelijk. Er moet door jullie steeds weer, mijn lievelingen, zorgvuldig worden bekeken, wat jullie [moeten] doen: of jullie te Rome moeten zijn of samen met mij op een [of andere] veilige plaats. Dat is niet alleen mijn besluit maar ook dat van jullie. Bij mij komt dit op in de geest/ik denk hieraan: dat jullie te
5. Rome veilig kunnen zijn door toedoen van Dolabella, en dat die zaak ons tot hulp kan zijn, als [een of ander] geweld of als plunderingen begonnen zijn te gebeuren/plaats vinden. Maar anderzijds beweegt/verontrust me dit, dat ik zie dat alle weldenkenden in Rome afwezig zijn/niet meer in Rome zijn en dat zij hun vrouwelijke familieleden bij zich hebben. (...) Mij staat absoluut niet voldoende duidelijk vast, welk van beide beter/het beste is. Jullie moeten zien/kijken, wat andere vrouwen van jullie stand doen, en pas op dat het niet, wanneer jullie dat
10. [zouden] willen, niet vrijstaat weg te gaan. Ik zou wel willen dat jullie (dit) zorgvuldig steeds weer met jullie en met met jullie vrienden bekijken.
Zeg aan Philotimus dat het huis een barricadering en gewapende verdedigers heeft. En ik zou (wel) willen dat jullie zorgen voor zekere/betrouwbare koeriers, opdat ik dagelijks enkele brieven van jullie ontvang. Geef jullie vooral echter moeite, dat jullie gezond zijn, als jullie willen dat wij/ik gezond zijn/ben.