Hoofdstuk 2, tekst 11: Meisjesklacht
Zover (is het met) mij, ongelukkige, (dan gekomen).
Ik had de zaak goed verborgen
en hem slim bemind.
Mijn situatie werd eindelijk duidelijk,
want mijn buik zwol op,
de bevalling naderde serieus.
Daarom slaat mijn moeder me met de zweep,
daarom maakt m'n vader verwijten,
behandelen ze me beiden ruw.
Ik zit alleen thuis,
durf niet uit te gaan,
en niet on-openlijk te spelen.
Wanneer ik uit de deur naar buiten ga,
word ik door allen bekeken,
alsof ik een monster ben.
Wanneer ze deze buik zien,
stoot de een de ander aan,
alsof ik een wonder heb gemaakt.
Altijd stoten ze aan met hun elleboog,
wijzen ze me aan met hun vinger.
alsof ik een wonder heb gemaakt.
Met knikken wijzen ze naar me,
ze vinden me de brandstapel waard,
omdat ik eenmaal verkeerd gehandeld heb.
Wat zal/moet ik de dingen stuk voor stuk doorlopen?
Ik ga over de tong
en in de mond van allen.
Ten gevolge daarvan onderga ik geweld,
weldra sterf ik van verdriet,
ik ben altijd in tranen.
Dit verhoogt mijn verdriet,
dat mijn vriend in het buitenland is
wegens dit kleinigheidje.
Wegens de woestheid van vader
is hij weggegaan naar Frankrijk
aan het einde van de wereld.
Ik ben in droefheid
over zijn afwezigheid
tot het toppunt van verdriet.