Cicero Epistulae Ad Familiares 14. 7
Categorie: Boek > Examenboeken > 2015: Cicero Plinius
Alle narigheden en zorgen, waarmee ik én jou
zeer ongelukkig heb gemaakt, én, dat wat voor mij het vervelendst is,
(ook) Tulliaatje, die voor ons liever is dan ons eigen leven, heb ik afgelegd
en uitgeworpen. Wat de oorzaak echter is geweest, heb begrepen de dag
na (de dag) dat ik van jullie ben weggegaan: Zuiver gal heb ik 's nachts uitgebraakt.
Direct ben ik zó verlicht, dat een of andere god mij toeschijnt (mij)
genezen te hebben. Aan deze god zul jij, zoals
je gewoon bent, vroom en gewetensvol genoegdoening geven [ dat is aan Apollo en
Aesculapius].

(2-3)
Ik verwacht dat wij een zeer goed schip hebben. Zodra als ik aan boord daarvan
ben gegaan, heb ik dit geschreven. Daarna zal ik vele brieven
schrijven naar onze vrienden, waarin ik jou en
ons Tulliaatje zeer gewetensvol zal aanbevelen.
Ik zou jullie aansporen/aanmoedigen, opdat jullie met/van een des te sterkere geest zouden zijn,
als ik jullie niet had leren kennen als dapperder dan iedere man. En toch
verwacht ik dat de zaken van dien aard zijn, dat ik hoop dat én jullie daar
heel gerieflijk zijn én dat ik eens/ooit met
onze geestverwanten de republiek zal verdedigen. Ik zou in de eerste plaats
willen dat jij zorgt voor je gezondheid; daarna, als het jou goed zal toeschijnen,
die landgoederen te gebruiken, die het verst verwijderd zijn van de soldaten.
Het landgoed te Arpinum zul je goed kunnen gebruiken met het personeel van Rome, als
korenvoorziening duurder zal zijn. De zeer lieve Cicero groet je
heel hartelijk. Wees herhaaldelijk/nogmaals gegroet. 7 juni