Plinius Epistula 8. 24
Mijn genegenheid voor jou dwint mij, niet om je te beleren (want niet
heb je een leraar nodig), echter om je aan te sporen, dat je, wat je weet,
(je daaraan) houdt
en (dat) in acht neemt, of het is beter (dat) niet te weten. Bedenk dat je
naar de provincie Achaea gezonden bent, dat echte en zuivere
Griekenland, waarin voor het eerst menselijkheid, literatuur, zelfs
de landbouw (uit)gevonden is, naar men gelooft; (dat je) gezonden bent om de situatie
van de vrije stadstaten in orde te brengen, d.w.z. (dat je gezonden bent) naar mensen die bij uitstek
mensen zijn, naar vrije (mensen0 die bij uitstek vrij (zijn), die het door de natuur gegeven
recht door (hun)moed, verdiensten, vriendschap, door verdrag tenslotte en
godsdienstigheid hebben behouden.Heb respect voor de goden als stichters en de namen
van de goden, heb respect voor de oude roem en (voor) juist deze
ouderdom , die bij de mens eerbiedwaardig is, bij de steden
heilig.Laat bij jou eer(betoon) voor hun oudheid zijn, laat dat (bij jou) zijn voor hun geweldige daden,
laat het ook (bij jou) zijn voor hun mythen. Doe helemaal geen afbreuk aan iemands waardigheid,
helemaal niet aan
zijn vrijheid, zelfs helemaal niet aan zijn trots/grootspraak.
Houd voor ogen dat dit het land is, dat ons de rechtspraak heeft gezonden,
dat de wetten niet aan overwonnenen, maar aan hen die erom vroegen heeft gegeven,
dat het Athene is, waarr je naar toe gaat, dat het Sparta is dat je bestuurt;
aan hen de overgebleven schaduw en resterende naam van vrijheid
te ontnemen is hard, wreed, barbaars.
(5 - 7)
Je ziet dat door dokters,hoewel in geval van een slechte gezondheid er geen enkel
verschil is tussen slaven en vrijen, toch de vrijen zachter
en toegeeflijker worden behandeld. Denk eraan wat elke stadstaat
geweest is, niet om (die) te minachten, omdat hij/zij opgehouden
is (dat) te zijn; laat
trots botheid afwezig zijn. Wees niet bang voor minachting.
(of) wordt hij soms
geminacht, die de (hoogste) macht, die de roedenbundels heeft, tenzij hij
laag en minderwaardig is, en (iemand) die als eerste zich zelf minacht?
Verkeerd/slecht stelt gezag zijn macht op de proef door het beschimpen van anderen,
Verkeerd/slecht wordt eerbied/respect verworven met schrik/terreur, en veel krachtiger
(is) de liefde om te verkrijgen, wat je wilt, dan vrees/angst. Want vrees/angst
gaat weg als jij weg zou gaan, liefde blijft en zoals eerstgenoemde in haat,
verandert laatstgenoemde in eerbied/respect.
Maar jij echter behoort telkens weer
(want ik zal/blijf het
herhalen) je de titel/opdracht van je functie herinneren en
zelf aan je(zelf) uit te leggen, hoedanig en hoe groot/belangrijk het is de situatie
van/in vrije stadstaten in orde te brengen. Want wat is meer in het belang van
burgers
dan orde(ning), wat kostbaarder dan vrijheid? Hoe schandelijk is het, als
orde(ning) veranderd zou worden veranderd in
ontwrichting, vrijheid in slavernij!
(8 - 10)
Er komt nog bij dat voor jou een wedstrijd is met je(zelf): de roem
van jouw quaestuur, die jij als zeer groot uit Bithynië
mee naar huis hebt genomen, drukt op jou; op jou drukt (ook)
het tribunaat, de praetuur en juist dit gouverneurschap, (dat je) bij wijze van
beloning gegeven (is).
Daarom moet jij je er des te meer voor inspannen dat jij niet
schijnt menselijker, beter, deskundiger geweest te zijn in
een afgelegen provincie dan in één dichtbij Rome gelegen, (meer) tussen
onderworpen
dan vrije mensen, (meer) door loting dan door een bewuste keuze uitgezonden,
(meer) onervaren en onbekend dan beproefd en voortreffelijk, omdat het over het
algemeen, zoals je dikwijls gehoord hebt, dikwijls gelezen hebt, veel schandelijker is
roem te verliezen dan niet te verwerven.
Ik zou willen dat je dit gelooft, wat ik in het begin gezegd heb, dat ik (je) geschreven heb
als aansporing/aansporend, niet belerend; hoewel
ook (iets) (be)lerend. Immers ik ben niet bang dat ik in (onze) genegeheid
te ver gegaan ben. Er is immers geen gevaar dat teveel is
wat het het grootste/zeer groot moet zijn. Vaarwel.