Plinius Epistula 7. 20
Ik heb je boek gelezen en heb zo nauwkeurig mogelijk als ik (maar) kon,
aangetekend welke dingen ik meende dat ze veranderd, (of) geschrapt moesten worden.
Want én ik ben gewend de waarheid te zeggen, en jij (die) graag te horen.
Immers geen mensen worden geduldiger bekritiseerd, dan zij die
het meest verdienen geprezen te worden. Nu verwacht ik van jou mijn boek
met jouw aantekeningen. O aangename, O mooie
uitwisselingen! Hoe doet hij mij plezier dat, als het nageslacht enige belangstelling
voor ons (zal hebben), er altijd verteld zal worden, met welk een eendracht,
oprechtheid, trouw wij geleefd hebben! Het zal zeldzaam en opvallend zijn, dat twee
mannen in leeftijd en waardigheid bijna gelijken, met
een zekere naam in de literatuur/letteren (ik word immers gedwongen ook over jou
nogal bescheiden te spreken, omdat ik tegelijk over mij(zelf) spreek), (dat) de één
de literaire bezigheden van de ander begunstigd/bevorderd heeft.
(4 - 7)
Ik voor mij wilde als jonge jongeman, toen jij al schitterde wat betreft faam en roem,
heel graag jou (na)volgen, bij jou (zeer dichtbij maar met een grote tussenruimte én
te zijn én (zo) beschouwd te worden. En toch waren er vele zeer beroemde
talenten; maar jij scheen mij ( zo bracht de gelijkenis van (ons) karakter) mee
het meest navolgbaar toe, het meest degene die nagevolgd moest worden toe. En
des te meer verheug ik mij dat als er enig gesprek is over litteraire zaken, wij samen
genoemd worden, omdat ik meteen bij hen die over jou spreken in gedachten kom.
Ook ontbreken niet mensen die (zo zijn dat ze)boven ieder van ons verkozen verkozen worden.
Maar wij zijn, het interesseert me helemaal niet op welke plaats, verbonden; want de eerste (plaats)
voor mij is, die(plaats) die het dichtst na jou komt. Ja zelfs bij testamenten moet je hebben
opgemerkt: tenzij iemand toevallig een zeer goede vriend van een van beide van ons (was),
wij krijgen dezelfde schenkingen en wel in gelijke mate. Al deze dingen
lopen herop uit dayt wij elkaar nog vuriger beminnen, omdat met zovele
banden, de litteraire bezigheden, karakters, roem, tenslotte de laatste
wilsbeschikkingen van mensen ons samenbinden. Vaarwel.