Plinius Epistula 7. 5
Het is ongelooflijk door hoe groot verlangen naar jou ik vastgehouden word. De reden (daarvan) is
in de eerste plaats de liefde, daarna (om)dat wij niet gewend zijn (van elkaar) gescheiden te zijn.
Daarom is het dat ik een groot deel van de nachten bij jouw beeltenis
slapeloos doorbreng; daarom is het dat overdag op de uren waarop ik gewoon was jou
te bezoeken, mijn voeten vanzelf mij, zoals zeer waar gezegd wordt, naar jouw kamer
bremgem; daarom is het dat ik tenslotte ziek en bedroefd en gelijkend op
een buitengeslotene me terugtrek van de lege kamer. Een tijdstip heeft deze
kwellingen niet, (het tijdstip) waarop ik mij op het forum en in processen van vrienden
afmat. Beoordeel jij maar, welk een leven het mijne is, (ik) voor wie rust (is) in
werk, in ellende en zorgen de troost (is).