Plinius Epistula 5. 16
Zeer bedroefd schrijf ik jou dit, omdat de jongste dochter van onze Fundanus
gestorven is. Nooit heb ik iets vrolijkers, lieflijkers dan dit meisje,
(en) dat niet alleen een langer leven, maar bijna de onsterfelijkheid meer waard was,
gezien. Nog geen 14 jaren had zij volgemaakt, en reeds had zij de wijsheid
van een volwassen vrouw, de ernst/waardigheid van een getrouwde vrouw en toch de lieflijkheid
van een meisje met een maagdelijke schuchterheid. Hoe hing zij om de nek
van haar vader! Hoe zij ons, de vrienden van haar vader, en
liefdevol en beschiden omhelsde! Hoe zij haar voedsters, hoe zij
haar begeleiders, hoe zij haar leraren, ieder naar/overeenkomstig zijn eigen positie/functie,
respecteerde! Hoe ijverig, hoe verstandig las zij steeds!!
Hoe matig en beheerst speelde zij. Met welk een zelfbheersing,
met welk een geduld, met welk een standvastigheid droeg zij
haar laatste ziekte!
(4-7)
Zij gehoorzaamde haar artsen, bemoedigde haar zuster (en) vader,
en zichzelf hield zij, toen zij door de krachten van het lichaam in de steek gelaten was,
staande door haar kracht van geest. Deze duurde/bleef voor haar tot het allerlaatst en die
is/werd niet gebroken door ofwel de duur van de ziekte ofwel vrees voor de dood, zodat
zij daardoor des te meer en zwaardere oorzaken achterliet van en gemis
en verdriet. O volledig trieste en bittere begrafenis! O tijdstip van de dood
onwaardiger dan de dood zelf! Ze was al verloofd met een uitstekende
jongeman, reeds was de dag van bruiloft uitgekozen, reeds waren wij uitgenodigd.
In welk een verdriet is die vreugde veranderd! Ik kan niet
met woorden uitdrukken hoe een grote wond ik in mijn geest gekregen heb,
toen ik hoorde dat Fundanus zelf, zoals verdriet (nu eenmaal) vele trieste dingen
(uit)vindt, de opdracht gaf, om dat wat hij van plan was geweest te besteden aan
kleding, parels, edelstenen, (om) dat te besteden aan wierook en zalven en
geurwerken.
(8 - 11)
Hij is weliswaar ontwikkeld en wijs, omdat hij zich immers vanaf zijn beginnende
leeftijd /zijn jeugd heeft gewijd aan hogere wetenschappen en kunsten; maar nu
wijst hij alles wat hij dikwijls gehoord heeft, wat hij gezegd heeft af,
en na de andere deugden in de ban gedaan te hebben gaat hij volledig op in
z'n vaderliefde. Je zult hem vergeven,
zelfs zul je hem prizen, als je bedacht zult hebben, wat hij verloren heeft. Hij verloor
immers zijn dochter, die niet minder in karakter, dan in gezicht
en gelaatsuitdrukking op hem leek, en van haar hele vader met een wonderbaarlijke
gelijkenis het evenbeeld was. Daarom als je naar hem
een brief zult sturen over hte zo tetrerchte verdriet, denk er (dan) aan woorden van troost
te gebruiken, niet als terechtwijzing en te hard, maar
zacht en menselijk . Dat hij deze (troost) makkelijker toelaat, (daar) zal de vele
tijdsruimte ertussenin voor zorgen. Zoals immers en nog bloederige
wond terugschrikt voor de handen van de artsen, vervolgens zu duldt
en uit eigen beweging erom vraagt, zo werpt een vers verdriet van de geest troostrijke woorden
weg en ontvlucht ze, spoedigt verlangt hij naar ze en wanneer ze zacht/vriendelijk aangebraqcht zijn
komt het (verdriet) tot rust. Vaarwel.