Hoofdstuk 10, tekst B (versie 2)
Achilles ziet de bodes en zegt: 'Gegroet vrienden, want jullie zijn geliefd aan mij. Ga hier zitten.' Daarna kijkt hij naar Patroklos en zegt: 'Vooruit, Patroklos, geef hen wijn en voedsel.' Na de maaltijd zegt Odyseus: 'Ook jij gegroet, Achilles. Het voedsel is heerlijk. Toch interesseert het eten mij niet, maar iets anders: de rampen van de Grieken. Want de Trojanen zijn al dichtbij ons legerkamp en staan het punt de schepen in brand te steken. O geliefde Achilles, wees niet meer koppig, maar heb medelijden met je vrienden; want Agamemnon is klaar om het meisje Briseis weg te sturen, en stuurt vele mooie geschenken!' Achilles luistert naar de woorden en zegt: 'Zeg niks, mijn vrienden, over geschenken! Gehaat zijn die geschenken! Wees niet dwaas: want jullie zijn niet in staat me te overreden! Ook niet Agamemnon! Niet de strijd interesseert me meer, maar de terugkeer naar huis! Want Thetis, mijn moeder, heeft me dit voorspeld: Als jij, Achilles, naar huis komt heb jij een lang leven; als je blijft en om Troje oorlog blijft voeren, ga je jong dood. Nu bevallen mij de terugkeer naar huis en het lange leven. Ga weg en bericht dit aan Agamemnon.'