Hoofdstuk 11, tekst A: Het verdriet van Patroklos
Lange tijd hadden de Trojanen macht over de Grieken in de oorlog en zij waren al dichtbij de schepen. Achilles bekommerde zich niet om het lot van de Grieken; maar de vriend van Achilles, Patroklos, vergoot vele tranen; want hij bekommerde zich zeer om de Grieken. Achilles zegt uit medelijden tegen Patroklos: "Huil niet zo, Patroklos, zoals een heel klein meisje. Zeg echter: wat is de oorzaak van de tranen?" Patroklos, want hij was bereid om oorlog te voeren, zei: "De oorzaak van de tranen is het verschrikkelijke lot van de Grieken. Want velen van hen sterven, velen zijn gewond. Jij, Achilles, van wie niet Peleus de vader en Thetis ook niet de moeder is, maar de grijsblauwe zeeën en de harde rotsen hebben jou gebaard. Maar stuur mij en de soldaten in de strijd; geef mij ook jouw wapens; zo menen de Trojanen misschien dat jij, Achilles, weer deelneemt aan de strijd. Zo hoop ik hen bij de schepen weg te verdrijven, het zal een adempauze voor de Grieken zijn."
Zo sprak jij, Patroklos, grote dwaas. Want jij zou vragen om jouw eigen dood.