Hoofdstuk 32, startblok
Categorie: Boek > Lingua Latina > Boek 3
Iemand van de vrienden van Damocles was jaloers op de rijkdom en schatten van Dionisyus. Maar hij zegt: als iemand verlangt het leven van de tiran te leven, kan hij mijn woorden herinneren: hij zal niemand kunnen vertrouwen en niemand als vriend kunnen hebben. Ikzelf verlangde het leven van een tiran te leven en toch word ik niet meer onder druk gezet door enige jaloezie. Reeds was ik al op een gouden bed gelegd, reeds werden vele en goede etenswaren geserveerd, reeds beschouwde ik mij gelukkig, toen ik plotseling een van bovenaf dreigend zwaard zag. Ik ben plotseling zo geschrokken dat ik geen etenswaren pakte en ook geen wijn. Ik vroeg slechts dit: ik hoop, o tiran, dat jij iets van mildheid hebt, mag ik weggaan?