Hoofdstuk 1, tekst D (versie 4)
Toen niemand de broer en zus hoorde, zei de bange Aleksandros tegen zijn zus: ''Niemand hoort ons nu. Waarom sluiten wij de deur van de slaapkamer niet met een sluitboom?,, ''Jij hebt gelijk Alexandros,, zei de zus tegen de broer. Dat deden ze. En ze maakten de mannen heel boos. De misdadige mannen openden de deur met geweld. Daarna grepen ze de kinderen en bonden hen vast. Plotseling zei 1 van de misdadigers: ''Bij Zeus, het lot staat ons slecht, het meisje is blind.,, De ander zei: ''Dit zie ik nu ook in .Breng daarom alleen de jongen weg. Laat de slaaf en het meisje hier achter. De slaaf omdat hij oud is en het meisje omdat ze blind is.,, En de 1 bracht de slaaf naar de slaapkamer en liet hem daar achter met het meisje. De ander sloot de mond van de jongen en verborg hem in een zak van leer. Vervolgens sleurden de misdadigers de zak naar buiten en droegen de zak om beurten.