Hoofdstuk 11, tekst A (versie 5)
Categorie: Boek > Disco > Boek 1
Dido was erg verdrietig, nadat de Trojanen met hun schepen de kust verlieten. 's Nachts had zij niet kunnen slapen, overdag zwierf zij door de stad en verwaarloosde haar taken. Ten slotte, omdat niets de woede en haar verdriet kon bedaren wilde Dido sterven. 5 Stiekem richtte zij een brandstapel onder de hemel op. Daar plaatste zij kleding, het zwaard, het portret van Aeneas en het bed, waarop zij veel hadden geslapen 's nachts. Nadat zij de brandstapel beklom, ging zijn liggen op het bed en zei: 'O goden, ontvang deze ziel nu. Ik heb de stad en de muren van de stad gezien. Ik heb geleefd en de loop van het afgemaakt. 10 Ik was gelukkig, totdat de schepen van de Trojanen op de kust van Afrika zijn geland. Ik was verliefd op de leider van de Trojanen, maar die man vluchtte weg met schepen en hij liet mij in de steek. Onbetrouwbare, jij zult mij niet zonder straf bedriegen! Dat zweer ik bij de sterren: Mijn woede zal jou altijd blijven volgen, waarheen jij ook gaat. In Italië staan jou en je zoon en je kleinzonen veel oorlogen te wachten!' Nadat zij met deze woorden Aeneas heeft vervloekt, doorboorde zij haar borst met het zwaard. Zo eindigde Dido haar leven als koningin.