Hoofdstuk 9, tekst A (versie 1)
Categorie: Boek > Disco > Boek 1
'Ooit leefde ik met mijn man Sychaeus in Foeninciƫ, waar mijn broer koning was. Op een dag, terwijl Sychaeus de goden vereerde, doodde mijn broer hem voor het altaar met een zwaard. Vervolgens verborg hij het lichaam en de misdaad. Intussen was ik heel erg verdrietig. Waar was Sychaeus de echtgenoot?
5 Dikwijls ging ik naar mijn broer en zei: "O broer, zeg mij, heb jij Sychaeus gezien? Hij keerde niet terug naar huis."
MIjn broer antwoordde echter altijd: "Lieve Dido, huil maar niet, jouw echtgenoot zal spoedig terugkeren."
Met deze woorden bedroog hij mij een lange tijd. Op een nacht, terwijl ik sliep, verscheen de schim van Sychaeus aan mij en zei:
10 "Lieve Dido, je broer doodde mij om mijn goud. Tevergeefs, want ik had mijn goud eerder al in de grond verborgen. Nu is die schurk van plan ook jou te doden. Jij graaft het goud op uit de aarde en vlucht met je vrienden naar Afrika."
Vervolgens toonde de schim de plaats aan mij, waar hij het goud had verborgen.
15 De volgende dag heb ik meteen het goud opgegraven en ben ik samen met mijn vrienden hierheen gevlucht. Koning Jarbas heeft mij een plaats gegeven, waar wij nu samen een nieuwe stad bouwen.'