Metamorphoses XIV, 377 - 385
Categorie: Boek > Examenboeken > 2014: Ovidius

Zij had gesproken; hij wijst woest/resoluut èn haarzelf èn haar smeekbeden af
en zegt: "Wie jij ook bent, ik ben niet de jouwe; een andere (vrouw) bezit mij
nadat ik veroverd was, en moge zij mij, bid ik, (nog) gedurende lange tijd bezitten,
en ik zal de huwelijksverbintenis niet schenden door/met de liefde voor een vreemde/ander,
zolang het lot de dochter van Ianus, Canens, voor mij zal behouden/bewaren."
De Titanendochter, nadat de smeekbeden dikwijls vergeefs weer geprobeerd waren,
zegt: "Je zult er niet ongestraft mee wegkomen en niet zul je teruggegeven worden aan Canens,
je zult leren/ervaren wat een gekwetste (vrouw) doet, wat een geliefde, wat een vrouw."
[door de gebeurtenissen"; zegt zij, maar de geliefde en de gekwetste en de vrouw (is) Circe.