Toevallig hebben honden, toen ze zekere sporen ervan volgden, een zwijn uit zijn
schuilplaats gejaagd en toen het zich gereedmaakte uit de bossen te gaan
had de jongeman, de zoon van Cinyras, het getroffen met een worp van opzij;
meteen heeft het met zijn gekromde bek de jachtspeer, die besmeurd was
met zijn bloed, uit (zijn lichaam) geschud en volgde het woeste everzwijn
de angstige en een veilig heenkomen zoekende (jongeman) en verborg zijn tanden geheel
in zijn onderbuik en wierp hem stervend terneer op het gele zand.