Zodra hij stond, zei hij "O gij die niet die ketenen verdient,
maar (wel die) waarmee begerige geliefden met elkaar verbonden worden,
openbaar (aan mij) die het vraagt de naam èn van hjet land èn van jou,
en waarom je boeien draagt." Aanvankelijk zwijgt zij en durft zij niet
als jong meisje de man toe te spreken, en ze zou met haar handen haar ingetogen
gelaat/blikken verborgen hebben, als ze niet vastgebonden was geweest;
haar ogen vulde ze, wat ze (wel) kon, met haar opwellende tranen.
Toen hij vaker aandrong vertelde ze (hem), opdat zij niet zou schijnen haar vergrijpen
niet te willen bekennen, de naam van het land en van haar zelf,
en hoe groot de eigendunk van haar moeder over haar schoonheid was;
en terwijl nog niet alles verteld was bruiste
het water, en een monster komend uit de onmetelijke zee
steekt er dreigend bovenuit en beslaat met zijn borst een brede zeevlakte.
Het jonge meisje gilt: de treurende vader en tegelijk
de moeder zijn (is) aanwezig, beiden ongelukkig, maar zij (de moeder) meer terecht,
en zij brengen geen hulp met zich mee, maar, het tijdstip waardig, geween
en gejammer en zij klampen zich vast aan het geboeide lichaam
dan* zegt de vreemdeling de volgende woorden: " Lange tijkden van tranen
zullen jullie nog te wachten kunnen staan; maar om hulp te bieden is de tijd kort.
Als ik naar haar hand zou dingen (ik) Perseus de zoon van Iuppiter en van haar,
die Iuppiter terwijl ze opgesloten was vulde met het bevruchtende goud,
(ik) Perseus de overwinnaar van de Gorgo met het slangenhaar en die het gedurfd heeft
door de luchten van de hemel te gaan door mijn vleugels heen en weer te bewegen,
(dan) zou ik zeker boven allen verkozen worden als schoonzoon. Aan de zo grote
goede eigenschappen probeer ik een verdienste (mist de goden mij begunstigen) toe te voegen;
als voorwaarde stel ik dat zij, nadat zij gered is door mijn dapperheid, de mijne zal zijn."
Zij aanvaarden de voorwaarde (wie zou immers twijfelen) en smeken (hem)
en de ouders beloven bovendien het koningschap als bruidschat.