Sokrates, Ãk hoorde ook (al) voordat ik met jou omging,
dat jij niets anders (doet) dan zelf niet weet en ervoor zorgt dat de anderen
niet weten; ook nu, zoals het mij toeschijnt, beheks je mij
en betover en bedwing je (mij) gewoonweg met toverspreuken, zodat ik vol
onwetendheid ben. En jij schijnt mij geheel en al/volkomen, als ik ook
een grapje mag maken, zeer gelijk te zijn, in uiterlijk en de andere opzichten aan die (bekende)
platte sidderrog uit de zee; immers ook die doet steeds degene die
dichtbij komet
en hem aanraakt verlamd worden, en jij schijnt mij toe nu
met mij iets soortgelijks gedaan te hebben [dat ik verlamd ben];want werkelijk
Ãk ben verlamd zowel wat de ziel
als wat het lichaam betreft, en niet
weet ik wat ik jou moet antwoorden. Toch heb ik talloze malen over de deugd
zeer vele woorden gesproken
en met/tegen velen, en zeer
goed, zoals het mijzelf toescheen; maar nu kan ik zelfs helemaal niet
zeggen wat het (de deugd) is. En jij schijnt er mij goed aan te doen niet
vanhier uit te varen noch op reis te gaan; want als jij als vreemdeling in andere
stad dergelijke dingen zou doen, zou je wel eens snel als tovenaar gearresteerd (kunnen) worden.
Je bent een deugniet, Meno, en bijna heb je mij beetgenomen.
Waarom eigenlijk, Sokrates?
Ik begrijp waarom je een vergelijking met/over mij maakte.
Waarom dan (wel) meen/denk jij?
Opdat ik ook een vergelijking maak met/over jou. En ik weet dit aangaande alle
moie jongens, dat zij blij zijn wanneer er een vergelijking (over hen) gemaakt wordt, -- want het is voordelig
voor hen, want mooi zijn ook, meen ik, van mooie jongens de vergelijkingen (met hen) -- maar
ik zal geen vergelijking met/over jou maken. Ik, als de sidderrog terwijl ze (ook) zelf
verlamd wordt/is, zo de anderen ook ook verlamd doet zijn, (dan) gelijk ik op haar;
maar indien niet, niet. Want niet terwijl ik zelf het goed weet, doe ik de anderen
(het) niet weten, maar terwijl ik meer dan al zelf niet wetend ben, doe ik zo ook
de anderen niet weten. En nu over deugd, wat die/de definitie ervan) is,
ik weet het niet, jij echter wist het eerder misschien wel,
voordat je in aanraking kwam met mij, nu echter ben je gelijk een niet wetende/iemand die het niet weet.
Maar toch wil ik samen met jou onderzoeken en samen zoeken, wat
eigenlijk/dan wel is.