Plato, Protagoras, 320c8 - 321b6
Categorie: Boek > Examenboeken > 2014: Plato

Er was eens een tijd toen er wel goden waren, maar er geen sterfelijke soorten (levende wezens) waren.
(Maar) toen/wanneer ook voor hen de voorbestemde tijd van ontstaan/geboorte gekomen was/is,
maken/vormen de goden hen binnenin de aarde doordat ze hen mengden uit aarde en vuur en
daarvan/daaruit zovelen als/alle die gemengd worden met vuur en aarde. Toen zij hen naar het licht
zouden brengen, droegen zij aan Prometheus en Epimetheus op (hen) toe te rusten en
eigenschappen toe te delen aan iedere (soort) afzonderlijk zoals het past. Maar Epimethues verzoekt aan
Prometheus om het zelf/alleen toe te delen, "En wanneer ik ze toegedeeld heb", zei hij, "moet jij het inspecteren."
En (hem) zo overreed hebbend deelt hij ze toe.


Bij het toedelen verleende hij aan sommige (soorten) kracht zonder snelheid, andere (soorten),
de zwakkere, rustte hij toe met snelheid; sommige bewapende hij, maar omdat hij andere een ongewapende
aard gaf, bedacht hij voor hen een (of ander) ander vermogen tot redding/om zich te redden.
Degenen daarvan die hij met kleinheid bedeelde, deelde hij een gevleugelde vlucht of een onderaardse
woning toe; maar degenen die hij vermeerde met grootte, hen redde hij juist/precies daardoor; en
de andere (soorten) deelde hij zo (vermogens) toe (ze) in evenwicht houdend. Dat bedacht hij ervoor zorg dragend,
dat niet een of andere soort vernietigd werd; en toen hij hen ontsnappingsmogeliojkheden aan wederzijdse
vernietiging verschaft had, bedacht hij hulpmiddelen tegen de seizoenen van Zeus
door hen te bekleden met dichte haren en harde huiden,
geschikt om koude af te weren en ook in staat om hitte (af te weren) en ook
opdat (voor hen) wanneer ze naar bed gingen diezelfde dingen dienden als eigen en
natuurlijk bed(degoed) voor ieder(e soort) afzonderlijk. En sommigen schoeide hij met hoeven, anderen [met haren en]
stevige en bloedeloze huid(en).
Daarna verschafte hij aan de ene dit en aan de andere dat voedsel, aan sommigen voedsel uit de aarde,
aan anderen vruchten van de bomen, aan (weer) anderen wortels; aan sommigen
gaf hij (het lot) om voedsel/vlees te zijn voor andere levende wezens; en aan sommige
verleende hij beperkte vruchtbaarheid, aan andere, die als voedsel gebruikt werden door die
grote vruchtbaarheid, (zo) redding/behoud verschaffend aan de soort.