Hoofdstuk 11, tekst 4A: Een vrouwendemonstratie
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 3
1 Temidden van de zorgen van grote oorlogen die of nauwelijks waren beëindigd, of dreigden, vond een gebeurtenis plaats, klein om te vertellen, maar die door de emoties uitgelopen is op een grote strijd.
De volkstribunen Marcus Fundanius en Lucius Valerius hebben bij een het volk een wetsvoorstel ingediend met betrekking tot het afschaffen van de wet van Oppius. Deze had volkstribuun Gajus Oppius ingediend onder het consulaat van Quintus Fabius en Tiberius Sempronius, midden in de hitte van de Punische oorlog, dat/met de bedoeling dat geen enkele vrouw meer dan 14 gram goud zou hebben en geen 5 veelkleurige kleding zou gebruiken/dragen en niet op een met paarden bespannen wagen zou rijden in Rome of in een stad of dichterbij vandaar af dan een mijl, behalve vanwege een officieel offerfeest. De volkstribunen Marcus en Publius Junius Brutus wilden de wet van Oppius handhaven en zeiden dat ze niet zouden toestaan dat deze werd afgeschaft. Vele aanzienlijken traden op om het wetsvoorstel te steunen en af te raden. Het Capitool werd gevuld door een menigte (van) mensen die de wet steunden en zich ertegen verzetten. Getrouwde vrouwen konden noch door gezag, noch door schaamtegevoel noch door de invloed van hun mannen binnenshuis worden gehouden, ze bezetten alle wegen van de stad en toegangswegen naar het forum, 10 terwijl ze de mannen die zich naar het forum begaven smeekten, om nu het goed ging met de staat, nu het privé-vermogen van allen met de dag toenam, toe te staan dat ook aan de vrouwen hun vroegere luxe werd teruggegeven. Deze oploop van vrouwen werd dagelijks groter. Maar het minst gemakkelijk te vermurwen hadden ze vooral de ene consul, Marcus Porcius Cato, die voor de wet, die men wilde afschaffen, zo’n redevoering hield.