Plato, Phaedo, 116b6 - 117a4
Categorie: Boek > Examenboeken > 2014: Plato

Toen hij (terug)gekomen was ging hij, fris gewassen, zitten en sprak daarna niet veel meer
met (ons), en de dienaar van de Elfmannen kwam en na bij hem te zijn gaan staan,
zei hij: Socrates jou zal ik zeker niet beschuldigen van datgene waarvan ik anderen
beschuldig, namelijk dat ze boos op mij zijn en me vervloeken telkens wanneer
ik hen beveel de gifbeker te drinken, terwijl/hoewel de archonten mij (daartoe)
dwingen. Maar ik heb ook anderszins al in die tijd leren kennen/ingezien dat jij
de edelste en vriendelijkste en beste man bent van degenen die ooit
hier(heen) gekomen zijn, en zo weet ik dan ook nu goed dat jij niet op mij
boos bent, maar op hén, want jij kent de schuldigen/degene die hiervoor verantwoordelijk zijk zijn. Nu
dan, want jij weet met welk bericht ik gekomen ben, vaarwel en probeer zo gemakkelijk mogelijk
het noodzakelijke te (ver)dragen. En terwijl hij meteen begon te huilen ging hij, zich omdraaiend, weg


En Sokrates zei, nadat hij naar hem had opgekeken, Ook jij vaarwel, en
wij zullen dat (die dingen) doen. En meteen zei hij tegen ons± Hoe aardig is die
man+ ook gedurende de hele tijd )hier' kwam hij langs en sprak
soms met me en was hij een alleraardigste man, ook nu (weer) hoe gemeend hij om mij
weent. Maar vooruit dan, Crito, laten wij hem gehoorzamen, en
laat iemand het gif brengen, als het fijngewrevcen is; en zo niet laat de man
het dan fijnwrijven.
En Crito zei: Maar ik voor mij meen, Sokrates, dat de zon nog
op/boven de bergen is en nog niet ondergegaan is. En tegelijk weet ik dat ook
anderen zeer laat (de gifbeker dronken, (telkens) wanneer het hen bevolen werd,
nadat ze gedineerd en zeer goed gedronken hadden en sommigen nadat ze gemeenschap/seks
gehad hadden met degenen naar wie ze maar (toevallig) verlangden. Maar haast je geenszins,
want er is nog tijd.
En Socrates zei: Ja natuurlijk, Crito, doen die (mensen),
die jij bedoelt, dat -- want zij menen er voordeel van te hebben door die dingen
te doen -- en ik van mijn kant/althans zal die dingen natuurlijk niet doen: want ik meen
door een weinig later (de gifbeker) te drinken geen enkel ander voordeel ervan te hebben dan me belachelijk te maken
bij mijzelf, door me aan het leven vast te klampen en het te sparen, terwjl er niets meer
in is. Maar vooruit, zei hij, gehoorzaam en niet anders.