Metamophoses IV, 128 – 146
Kijk terwijl ze haar vrees nog niet afgelegd heeft, haar geliefde teleur te stellen,
keert zij terug en zoekt de jongeman met haar ogen en in haar geest,
en verlangt vurig te vertellen hoe grote gevaren zij vermeden heeft.
En hoewel ze de plaats en de vorm in de geziene boom herkent,
maakt toch de kleur van de vrucht haar onzeker: ze aarzelt, of het deze wel is.
Terwijl zij twijfelt, ziet zij de stuiptrekkende ledematen slaan
tegen de bebloede grond en ze deed een stap terug en een gezicht bleker
dan buxushout hebbend huivert zij gelijk een wateroppervlak,
dat trilt, wanneer het oppervlak beroerd wordt door een licht briesje.
Maar toen zij na te zijn blijven staan haar geliefde herkende,
slaat zij haar onwaardige (boven)armen met luide slagen
en zich de haren uittrekkend en en het geliefde lichaam omarmend
vulde zij de wond(en) met tranen en vermengde haar tranenstroom
met het bloed, en kusjes drukkend op het ijskoude gezicht
riep zij "Pyramus, welk ongeval heeft jou aan mij ontnomen?
Pyramus, antwoord! Jouw allerliefste Thisbe roept jou
bij je naam: hoor me en til je liggende oogleden op!"
Op de naam van Thisbe sloeg Pyramus zijn door de dood reeds zwaar geworden
oogleden op en nadat hij haar gezien had, sloot hij ze weer.