Hoofdstuk ?, leestekst ?: Van Delphi naar Athene
Van delphi naar Athene Twee vrienden gaan van Delphi naar Athene.De ene is Aristodemus, een Atheens burger, de andere is zijn vriend Clearchus, een zeer grote dichter en burger van Lemnos. Het mooie eiland Lemnos ligt in de zee tussen Azi? en het Griekse vasteland. Wanneer ze door de streek van Thebe gaan, zeggen ze als volgt: Cl: Ik hoor, Aristodemus, dat bij jullie Socrates niet meer vrij is, maar in de gevangenis zit. Ar: Je spreekt de waarheid, vriend. Cl: En waarom zijn de Atheners zo boos op hem zodat ze hem voor de rechters brengen? Ar: Ze zeggen dat Socrates de goden van het volk niet vereert en hij bederft de jongeren. Cl: En spreken ze de waarheid? Ar: Helemaal niet, Clearchus. Want Socrates overtreedt nooit de wetten. Want hij vereert altijd de goden en hij bederft nooit de jongemannen maar hij voedt hen op. Cl: Het is dus onrechtvaardig hem te beschuldigen? Ar: Heel zeker. Velen schelden hem uit onwetendheid uit , anderen willen hem doden door afgunst. Cl: Wat zeg je? Ar: Want Apollo zegt in het heiligdom van Delphi dat Socrates de wijste der mensen is. Maar enkelen verdragen dat niet. Cl: En waarom zegt de god van Delpi dat? Want vele mensen zijn zeer grote eerbewijzen waard wegens de wijsheid. Ar: Natuurlijk. En toch is Socrates de wijste. Maar hij verschilt van de anderen omdat hij zijn eigen onwetendheid erkent. Hij weet dat hij niet veel weet. En daarom is hij de wijste.