Tekst 16.A Nausikaä
De godin Athena komt aan bij het huis van Alkinoös, want zij bekommert zich om de terugkeer van Odysseus. Dus zij gaat naar de slaapkamer van Nausikaä, de dochter van Alkinoös. Het meisje slaapt, maar de godin spoort haar aan in haar slaap; Nausikaä, waarom slaap jij nog en vergeet jij de kleren? Alles ligt vuil. Maar het is noodzakelijk ze te wassen. Want jij zal niet lange tijd meer maagd zijn, want jij zal snel trouwen. Want de beste mannen van de Faiaken willen met je trouwen. Want dan moeten de kleren schoon zijn. 'S morgens vroeg werd Nausikaä wakker en verwondert zich over de droom. Meteen gaat zij naar haar vader en vraagt hem: Geliefde vader, ik wil de mantel bij de rivier wassen, want het past jou zelf in schone kleren naar de raadsvergadering te gaan, broers willen altijd in schone kleren dansen. De rivier is ver weg van de stad, kun jij dus een wagen gereed maken? Deze woorden van Nausikaä overtuigden haar vader, want zij schaamt zich over het huwelijk te praten met haar lieve vader. Maar hij begrijpt alles en zegt: Ik kan, mijn kind, doen wat jij vraagt. Maar ga. Zo rijdt Nausikaä zelf in de wagen met de mantels naar de rivier en de dienaressen gaan te voet. Daar slaapt Odysseus nog in het struikgewas.