Hoofdstuk 11, tekst A: Taaloefening C
Categorie: Grammatica > Latijn
De schoolmeester leidde niet alleen in vrede, maar ook in oorlog de jongens weg van de poort naar de vlakte. Dagelijks wandelde hij samen met de leerlingen door het veld en zij besteedden de tijd aan spel en serieuze gesprekken.
Maar de schoolmeester was een misdaad van plan. Wat deed hij dus? Hij bracht de jongens, ontwetend van het gevaar, naar opperbevelhebber Camillus in het legerkamp van de Romeinen
Aan de opperbevelhebber Camillus zei hij misdadige woorden: “Ik lever deze jongens uit aan de Romeinen. Zij zijn de zonen van aanzienlijke ouders. Als jullie hen als gijzelaars aannemen, zal de gehele burgerij van de Faliskersa in jullie macht zijn.” Dus waren de jongens in groot gevaar. Maar Camillus antwoordde boos: “Jij bent niet gekomen naar een misdadig volk en niet naar een onbetrouwbare opperbevelhebber met een misdadig geschenk. Wij hebben geen bondgenootschap met de Faliskers, maar oorlog. Maar wij vechten niet met jongens, maar met soldaten.” Toen op bevel van Camillus werd de school meester van zijn toga beroofd en met zijn handen op zijn rug gebonden. Zo leverde hij hem uit aan de jongens en tegelijkertijd gaf hij hen takken.'"Verdrijf die verrader uit mijn legerkamp met deze takken en drijf hem naar jullie stad" zei hij. En zo deden de jongens!!!!