Hoofdstuk 16, tekst A. Nausikaa (versie 1)
De godin Athene bereikt het huis van Alkinoös want ze bekommert zich om de terugkeer van Odysseus.
Ze gaat naar de slaapkamer van Nausikaä, de dochter van Alkinoös. Het meisje slaapt en in haar slaap spoort de godin haar aan:
Nausikaä, waarom slaap je nog en vergeet je de mantels?
Alles ligt vuil! Maar het is noodzakelijk ze te wassen!
Want jij zal niet lang meer een meisje zijn! Jij zal snel worden getrouwd!
Want de beste mannen van de Faiaken willen jou trouwen.
Dus dan moeten de mantels schoon zijn.
's Morgens vroeg wordt Nausikaä wakker en verwondert zich om haar droom.
Meteen gaat ze naar haar vader en vraagt hem:
"Lieve papa, ik wil de mantels in de rivier wassen,
want het past jou om met een schone mantel naar de raadsvergadering te gaan,
en mijn broers willen altijd met een schone mantel dansen.
Maar de rivier is ver weg van de stad.
Dus kun je de wagen gereed maken?"
Met deze woorden overtuigde Nausikaä haar vader;
want ze schaamde zich om met haar geliefde vader over haar trouwen te discussiëren!
Die begrijpt alles en antwoordt:
"Ik kan wat jij vraagt, mijn kind. Ga maar!"
Dus zo rijdt Nausikaä zelf in de wagen met de mantels
naar de rivier; en de dienaressen gaan te voet.
Daar ligt Odysseus in het struikgewas te slapen.