Hoofdstuk 6, tekst C: Taaloefeningen & Grammatica
Grammatica tekst 6C:
1: expugnaverunt (regel 1) , finiverunt (regel 11)
2: magnam partem: acc. - ev - lijdend voorwerp (lijd. vw.)
patres: acc. - mv. naamwoordelijk deel (nw. deel)
Romani: nom. mv. onderwerp (ond.)
maritos: acc. - mv. lijdend voorwerp (lijd. vw.)
bellum: nom. - ev. - lijdend voorwerp (lijd. vw.)
Taaloefeningen tekst 6C:
A 1: pugnavit; hij vocht
2: vulnerat; hij verwondt
3 : faciunt; zij maken
4 : necaverunt; zij doodden
5 : finivit; hij beƫindigde
6: invitant; zij nodigen uit
7: rogavit; hij vroeg
8: iacent; zij liggen
9: iaciunt; zij gooien
10: pugnaverunt; zij vochten
B 1: duces clara = beroemde aanvoerders - nom. / acc.
2: partem magnam = groot deel - acc.
3: parentes vestra = jullie ouders - nom. / acc.
4: rex verus = echte koning - nom.
5: iuvenem solum = enige jongeman - acc.
6: aurum meum = mijn goud - nom. / acc.