Hoofdstuk 1, tekst B (versie 3)
De slaaf hoorde het lawaai niet, want hij sliep. De twee mannen klopten weer op de deur. De slaaf sliep ook nu nog. Maar Alexandros hoorde het geluid wel. Vervolgens zei hij tegen de zus: "Aspasia, ik hoor lawaai, maar de slaaf hoort het lawaai niet, omdat hij ook nu nog slaapt. Hij bewaakt ons niet goed." Aspasia zei tegen de broer: "Alexandros, jij spreekt goed, want hij bewaakt ons niet goed zoals slaven dikwijls hun werk niet goed doen." Opnieuw klopten de mannen op de deur en schreeuwden: "Open de deur en zo niet, dan openen wij de deur met geweld!"