Hoofdstuk 24, tekst B: taaloefening C
C 1. 'Jullie roepen altijd, nooit zwijgen jullie' zegt de vader de zonen.
2. Claudius is keizer van het Romeinse rijk gemaakt om een reden.
3. wij hebben niet veel sprekende mannen gehoord, omdat een man ons spreken toelaat.
4. Iedereen meende dat Caeesar met een snelle aanval de vijanden kon overwinnen.
5. Ik vreesde dat de keizer proberend te vluchten is, maar vergeefs.
6. Claudius gebruikt veel geld, opdat de soldaten aan hem trouw geven.
7. De Romeinen verdragen nog niet een misdaad, tegen de heerser gedaan; het was nodig een republiek te beginnen.
8. Hoewel met zekerheid hem enorm geld weggenomen is, wilde hij toch de vragende rechter niets zeggen, waarom hij het gedaan had.