Carmina/Oden, 1, 14
Categorie: Auteur > Horatius
O schip, nieuwe golven zullen je terug naar zee voeren. O, wat doe je? Neem de haven dapper in! Je merkt toch ook wel, dat je flanken de roeispanen verloren hebben,

en je mast beschadigd is door een felle zuidwestenwind, en dat je ra kreunt en dat je kiel, zonder scheepstouwen, amper het te krachtige water weerstand kan bieden?

Je zeilen zijn aan flarden, de goden, tot wie jij telkens weer gedempt roept omwille van de ramp, zijn niet (meer) met jou. Hoezeer de Pontische pijnboom, dochter van het vermaarde woud,

fier is op je afkomst en naam* - ze zijn nutteloos. Een bange zeeman heeft geen vertrouwen in de geschilderde spiegel**. Als jij niet oppast, ben je bestemd een speelbal der winden te worden.

Jij, die tot voor kort voor mij een bron van ergernis was, en nu mijn verlangen en mijn niet lichte zorg, vermijd het water dat stroomt tussen de Cycladische schittering.

==NOTAS==
* afkomst en naam: de Pontische (landsstreek tussen Bythiniƫ en Armeniƫ) leverden uitstekend hout voor de scheepsbouw
** spiegel: een achterkant van de boot wordt de spiegel genoemd. Hier is dus zeker GEEN sprake van een spiegel voor cosmetische doeleinden.