Tekst 3.2
Categorie: Boek > Tolle lege > Boek 1
Wanneer de meester naar de boerderij is gekomen,
wanneer hij de huisgod heeft begroet,
gaat hij, als het kan, dezelfde dag het landgoed rond.
Als hij die dag niet kan, dan maar de dag erna.
Wanneer hij heeft vernomen hoe het landgoed verzorgd is,
en welke werken wel en niet gedaan zijn,
roept hij de volgende dag de opzichter.
Hij vraagt wat er is gedaan en wat overblijft.
Wanneer hij die dingen vernomen heeft,
past het hem een planning te maken.
De meester moet wijn en graan verkopen,
als ze een goede prijs hebben.
Oude koeien, wol, pelzen, een oude wagen,
oude ijzerwaren, een oude slaaf en een ziekelijke slaaf.
En als er nog iets over is, moet hij dat ook verkopen.