Gaius Plinius groet zijn Calpurnia.
Het is ongelooflijk, door een hoe groot verlangen naar jou ik vastgehouden/beheerst word. De reden (is) in de eerste plaats de liefde, vervolgens dat we niet gewend zijn afwezig (van elkaar) te zijn. Het gevolg is, dat ik een groot deel van de nachten wakend bij jouw beeltenis doorbreng, vervolgens dat overdag mijn voeten zelf/vanzelf, op welke uren ik gewoon was je te bezoeken, mij, zoals zeer naar waarheid wordt gezegd,
r. 5 naar jouw kamer leiden; dat ik tenslotte ziek en bedroefd en gelijk aan/als een buitengeslotene
van jouw lege drempel/kamer terugga. Een tijd(stip) mist deze kwellingen, op welke/waarop ik op het forum en door processen van vrienden afgemat word. Denk jij je (eens) in/schat jij (eens), hoe mijn leven is (voor mij), voor wie er rust is in het werk, (en) in ellende en zorgen een troost. Gegroet.