Hoofdstuk 15, tekst A: taaloefeningen C+D
C. 1. Hij kwam, om mij te groeten.
2. Zodra hij de sporen vond, schreeuwde hij het uit.
3. Ik vertelde jou alles, zodat jij mij vergaf.
4. Ik doe, zoals jij wil.
5. Ik was zo bang, dat ik door mijn hele lichaam beefde.
D. 1. De Romeinen hebben zoveel soldaten verloren, dat de aanvoerder uitriep: "O Jupiter, kom naar ons!"
2. Hannibal kwam naar Italie, om Rome te overwinnen.
3. De overwinning van de vijanden was zo, dat de Romeinen daarna weer de wapens pakten.
4. Zodra wij aankwamen in Rome, groetten wij de consul.
5. De paarden waren zo bang, dat ze de stem van het meisje niet hoorden.
6. Zodra de soldaten de besluiten van de aanvoerders hoorden, zwoeren zij dat zij nooit in vriendschap met de vijanden zullen zijn.
7. De vrouw was zo dapper, dat de drie mannen haar niet konden vastpakken