1. DE SABIJNSE MAAGDENROOF (I, 8.4-9.16)
a. Rome neemt in omvang en bevolking toe (8.4-7)
1 Ondertussen groeide de stad door met de muren nu weer dit, dan weer dat gebied in te nemen, toen/omdat ze meer met het oog op de toekomstige bevolking dan in verhouding tot dat wat er toen aan mensen was, muren bouwden. Daarna, opdat niet/om te voorkomen dat de omvang van de stad leeg/zonder kracht was, om bevolking toe te voegen 5 met de oude/beproefde methode van stedenstichters, die terwijl ze bevolking/mensen, onaanzienlijk en van lage afkomst, bij zich bijeenbrachten beweerden dat voor hen zonen uit de aarde waren geboren, opent hij als asiel het terrein dat, nu omheind, als men (de heuvel) afdaalt tussen de twee wouden zich bevindt aan de linkerkant. Daarheen vluchtte uit de naburige volkeren een menigte van allerlei slag, zonder onderscheid 10 of hij vrij of slaaf was, begerig naar een nieuw leven, en deze/dit vormde de kern van de kracht naar/voor de beoogde omvang (van de stad). Toen/Omdat Romulus nu/eindelijk zeer tevreden was over de kracht/krachtige menigte, stelt hij daarna een Raad in voor de(ze) krachtige menigte. Hij benoemt honderd senatoren, hetzij omdat dit aantal voldoende was, hetzij omdat er alleen/slechts honderd waren die als vaderen benoemd konden worden. Ze werden ‘vaderen’ genoemd zeker 15 vanwege hun eer(volle positie), en hun nakomelingen werden ‘patriciërs’ genoemd.
b. Een nijpend tekort aan vrouwen (9.1-5)
1 Rome was al zo sterk dat zij aan ieder van de naburige staten in oorlog gelijk/opgewassen was; maar door gebrek aan vrouwen zou de omvang/grootte één generatie duren, omdat zij noch thuis hoop op nageslacht noch huwelijksverdragen met hun buren hadden. Toen zond Romulus op advies 5 van de senatoren gezanten rond/langs de naburige volkeren, die om een bondgenootschap en huwelijksverdrag voor het nieuwe volk moesten vragen: dat ook steden, zoals andere dingen, uit iets heel kleins geboren worden; dat daarna die steden die door hun eigen deugd en de goden worden geholpen (zin in passief omgezet), grote macht en een grote naam voor zichzelf tot stand brengen; dat ze goed wisten dat bij de oorsprong van Rome én goden aanwezig waren geweest/hadden geholpen én dat (aan Rome) geen 10 deugd zou ontbreken; daarom moesten ze er geen bezwaar tegen maken dat mensen met mensen/onderling hun bloed en geslacht mengen. Nergens werd het gezantschap vriendelijk (aan)gehoord: zozeer hadden ze zowel minachting als vreesden ze voor zichzelf en hun nakomelingen de zo grote in hun midden groeiende macht. En ze werden weggestuurd terwijl de meesten steeds vroegen of ze soms ook voor vrouwen een asyl 15 hadden geopend; want dat dit pas een gelijkwaardig huwelijk zou zijn.
c. Romulus organiseert een luisterrijk feest (9.6-9)
1 Met moeite verdroegen de Romeinse jonge mannen dit, en ongetwijfeld/zeker begon de zaak/toestand op geweld uit te lopen. Om hiervoor een geschikte tijd en plaats te geven, bereidt Romulus, terwijl hij zijn woede niet laat merken, volgens een vooropgezet plan plechtige spelen voor van/ter ere van Neptunus, als beschermer van de paarden; hij noemt (ze) Consualia. Vervolgens beveelt hij het schouwspel aan te kondigen 5 bij de buren/buurvolkeren; en ze organiseren (de spelen) met zo grote luister als ze toen wisten en konden, om de zaak/het gebeuren beroemd en aantrekkelijk te maken. Veel mensen kwamen samen, ook uit belangstelling om de nieuwe stad te zien, vooral (juist) de naaste buren, de bewoners van Caenina, Crustumeria, 10 (en) Antemnae; verder kwam de hele menigte/bevolking van de Sabijnen met hun kinderen en vrouwen. Toen ze, gastvrij in alle huizen uitgenodigd, de ligging en muren en de stad, vol met huizen, hadden gezien, verbazen ze zich (erover) dat Rome in zo korte tijd was gegroeid.
d. De ‘maagdenroof’ (9.10-12)
1 Toen de tijd van het schouwspel gekomen was en de geest(en)/aandacht samen met de ogen daaraan overgeleverd/daarop gericht was, toen begon volgens afspraak (het) geweld, en op een gegeven teken rent de Romeinse jeugd alle kanten op om de meisjes te grijpen/roven. Een groot gedeelte werd toevallig gegrepen door hem in wiens handen ieder was gevallen: bepaalde/enkele (meisjes), uitblinkend door hun schoonheid, 5 die bestemd waren voor de voornaamsten van de senatoren, brachten mannen uit het volk, aan wie de taak gegeven was, naar hun huizen. Men zegt dat één (meisje) ver voor de anderen door haar uiterlijk en schoonheid opvallend, door de groep van een zekere Thalassius werd geroofd, en toen velen informeerden voor/naar wie eigenlijk zij haar brachten, werd herhaaldelijk luid geschreeuwd, opdat niemand (haar) geweld zou aandoen, dat ze naar Thalassius werd gebracht; 10 dat daarvandaan deze bruiloftskreet is ontstaan.
e. Romulus verontschuldigt zich tegenover de meisjes (9.13-16)
1 Nadat de voorstelling uit angst in verwarring was gebracht, vluchten de bedroefde ouders van de meisjes weg, terwijl ze hun beklag doen over het schenden van het verdrag van gastvrijheid en de god aanroepen, voor wiens plechtigheid en spelen ze, in strijd met het goddelijk recht en trouw bedrogen, gekomen waren. Ook de geroofde meisjes hebben of geen betere hoop over zichzelf/hun situatie of 5 minder verontwaardiging. Maar Romulus zelf/persoonlijk bezocht hen één voor één en leerde hen/zette hun uiteen dat dit was gedaan/gebeurd door de trots van hun vaders, die een huwelijksverdrag met hun buren hadden geweigerd; dat zij echter deel zouden hebben aan een (wettig) huwelijk, deel zouden hebben aan alle bezittingen en burgerrecht en, het dierbaarste dat er is voor de menselijke soort, kinderen; ze moesten slechts hun (gevoelens van) woede matigen en aan de mannen, aan wie het lot 10 hun lichamen had gegeven, hun hart geven; dat dikwijls uit gekrenktheid later genegenheid was ontstaan en dat ze des te betere mannen/echtgenoten zouden hebben, omdat ieder voor zich zijn best zou doen om, wanneer hij voor zijn deel zijn plicht heeft vervuld, ook het gemis aan ouders en vaderland te doen vergeten. Daarbij kwamen de lieve woordjes van de mannen die als verontschuldiging aanvoerden dat het gedaan was uit verlangen en 15 liefde, smeekbeden die vooral voor het vrouwelijk gemoed doeltreffend zijn.