Apollo en Daphne
Apollo beledigt Cupido
De eerste liefde van (de stralende)Apollo was Daphne dochter van Peneus; welke niet het blinde toeval heeft gegeven, maar de onstuimige toorn van Cupido.
De Delier, trots op het overwinnen van de slang, had gezien dat deze onlangs zijn boog spande, nadat de pees gespannen was en had gezegd: �Wat wil jij daar, brutale jongen, met dat krachtige wapen? � Die sieraden passen bij onze (mijn) schouders, wij die zeker wonden aan een wild dier kunnen toedienen, kunnen zeker een vijand (wonden toedienen), wij die kort geleden een opgezwollen python die met zijn verderf brengende buik zo veel morgen land bedekte, met ontelbare pijlen hebben neergeslagen.
Jij, wees jij (er maar) tevreden (mee) ik-weet-niet-welke liefdes aan te wakkeren maar eis onze eer niet op.”
Cupido neemt Wraak
De zoon van venus zei aan hem: �Ookal treft jouw boog alles, Phoebus, mijn (boog) treft jou, en net zoveel als alle levende wezens wijken voor een god zo is jouw macht minder dan de onze (mijne). � Hij heeft gesproken en kwam terstond tot stilstaand bij de schaduwrijke top van de Parnassus, ndat hij de lucht stukgeslagen had met zijn vleugels en hij haalde twee pijlen met een aan elkaar tegengestelde uitwerking uit zijn pijlendragende pijlenkoker: de ene jaagde de liefde op de vlucht, de ander maakte de liefde; dat wat veroorzaakt is verguld en schittert met een scherpe punt, dat wop de vlucht jaagt is stomp en heeft lood aan het eind van de schacht. De god schoot de ene naar de Peneische nimf maar met de ander verwondde hij het merg van Apollo door de doorboorde botten.
Daphne wil niets van liefde weten
Meteen bemint de een, de ander vlucht voor de naam van de verliefde, haar vreugde vindend in een schuilplaats van bossen en huiden van gevangen wilde dieren en de kuise Phoebe navolgend. De hoofdband hield haar verwarde haar bij een.
Velen dongen naar haar hand, zij, zich .. van de minnars, door kruiste vol afkeer zonder mannen afgelegen bossen en bekommerde zich niet om wat Hymen wat Amor en wat het huwelijk (zou) zijn. Dikwijls heft haar vader gezegd: �Jij bent mij een schoonzoon verschuldigd, dochter! � Dikwijls heeft haar vader gezegd: �Jij bent mij kleinkinderen verschuldigd, kind�
Zij had, net zoals de beschuldiging de bruiloftsfakkels verafschuwend. Haar gezicht in een blos bedekt en zij heeft met liefkozende armen vastklemmend aan de hals van haar vader gezegd: �Sta mij het genieten van de eeuwige maagdelijkheid toe, zeer geliefde vader. De vader van Diana heeft dit tevoren gedaan. Hij geeft inderdaad toe, maar de bkoorlijkheid verhindert jou wat je wenst te zijn, en jouw mooie uiterlijk verzet zich tegen jouw wens.
Apollo in vuur en vlam
Phoebus was, zodra hij haar had gezien, verliefd en verlangde naar een huwelijk met Daphne, hij hoopte op wat hij verlangde, maar zijn (eigen) zienersgaven bedrogen hem. En zoals het dorre stro, nadat de korenaren waren verwijderd wordt verbrand, zoals omheining brandt door fakkels, en die aan een reiziger toevallig te veel erlangs haalt of omdat het al dag werd en heeft achtergelaten, zo ging de god in vlammen op, zo werd hij in zijn hele hart verbrand en hij voedde de vruchteloze liefde door het hopen. Hij zag haar onversierde haar om haar hals hangen en zei: �Wat als die gefatsoeneerd worden? �. Hij zag haar fonkelende ogen gelijkend op de sterrengloed en de hemel, hij zag haar mond, van wie het niet genoeg is ze gezien te hebben; hij prees en haar vingers en haar handen en haar onderarmen en haar voor meer dan de helft onbedekte bovenarmen. Alles wat verborgen was, vermoedde hij beter te zijn.
Apollo�s smeekbede
Zij vluchtte sneller dan een licht windje en zij stopte niet bij het horen van deze woorden van de terugroepende: Peniesche Nymph ik verzoek jou, blij! Ik achtervolg niet als vijand:
Zoals een lam vlucht voor een wolf, zoals een hert vlucht voor een leeuw zoals duiven met onrustige vleugelslag vluchten voor een adelaar, zo ontvlucht ieder zijn vijand: De liefde is voor mij de oorzaak van het vlogen! Och ik ongelukkige! Val niet voorover en laat doornstruiken niet jouw onderbenen, die het niet verdienen schrammen. En laat ik niet voor jou de oorzaak van het verdriet zijn. Het gebied, waar jij je haast is ruw: ik smeek je, ren rustig en rem de vlucht af: Ik zelf achtervolg rustiger. Vraag toch aan wie je behaagt: ik ben geen bewoner van gebergte en geen herder, ik bekijk heir niet de kuddes onbehouwen. Jij weet niet, onbezonnene, jij weet niet, wie jij ontvlucht en daarom vlucht jij. Aan mij is de Delphische aarde en Clarus en het paleis van Patara onderworpen: Iuppiter is de vader. Voor mij staat open, wat zal zijn en wat is geweest en wat is. Voor mij zijn de liederen in harmonie met de snaren. Onze pijl is weliswaar doeltreffend, toch is een pijl doeltreffender dan de onze, die wonden heeft gemaakt in mijn lege hart. Geneeskunde is mijn uitvinding, en ik wordt overal in de wereld Hulpbieder genoemd en de kracht van de kruiden hebben zich ondergeschikt gemaakt aan mij: ach Wee mij! Omdat met geen kruiden de liefde te genezen is en de bekwaamheden die nuttig zijn voor iedereen, zijn niet nuttig voor de meester.
Daphne vlucht verder
De peneische nimf ontvlucht hem die (nog meer) wilde zeggen met angstige passen tegelijk met hemzelf liet zij de ongesproken woorden achter, toen ook leek zij bekoorlijk: briesjes ontbloten haar lichaam en de tegemoet waaiende winden laten de toegewende kleren wapperen en een zachte bries deed haar opwaaiende haar naar achter waaien en met vergrote schoonheid is zij gevlucht. Maar zij hield het lange rennen niet uit maar de jonge god, kon niet langer verdragen de liefkozingen te verspillen. Zoals de liefde zelf hem aangaf zat hij met versnelde pas op haar hielen. Zoals wanneer een Gallische hond een haas ziet op het kale veld. En de ene bereiken (zoekt) met zijn voeten en de ander de redding. De een lijkend op hij die zal vasthappen hoopt heel spoedig vast te houden en hij schamt met zijn uitgestoken snuit zijn passen.
De ander twijfelt of hij al gegrepen is en hij rukt zich los juist uit de beet en nu liet de bek die hem aanraakte achter. Zo gedroegen de god en de maagd zich, zij snel door hoop. Hij echter, die achtervolgde, geholpen door de vleugels van de liefde was sneller en hij weigerde de rust en hij bedreigt de rug van de vluchtende en hij blies in haar haar dat verspreid in haar hals was.