Hoofdstuk 25, tekst B
Categorie: Boek > Vivat Roma > Boek 2
Manlius haastte zich naar het kamp en naar de veldheerstent naar zijn vader, terwijl hij niet wist of hij geprezen of gestraft zou worden. Zodra hij zijn vader zag, riep hij uit zijn handen uitstekend: Uitgedaagd, vader, breng ik deze buit, die genomen is van een gevelde vijand, opdat geen enkele man kan ontkennen dat ik uit uw bloed ontsproten ben.
Zodra de consul dit echter gehoord had, beval hij dat de soldaten bijeen geroepen werden. Toen zei hij: Jij Titius Manilius, jij hebt, zonder dat je het bevel van de consul vreesde, noch de macht van je vader, tegen onze verordering in buiten het gelid met een vijand gevochten. Je hebt de militaire discipline, waarop de Romeinse staat tot op de dag van vandaag berust, losgelaten. Daarom word ik nu gedwongen jou, mijn zoon, te straffen, opdat de militaire discipline en met haar de Romeinse staat bewaard wordt. Ga, gerechtsdienaar, bind hem vast aan de paal. Ontzet door het zo gruwelijke bevel stonden de soldaten in stilte vastgenageld. Nadat de nek van de jongen man met een bijl afgehakt was, scholden allen de consul met luide stem uit, terwijl het bloed naar buiten stroomde. Het lichaam van de jonge man is, beladen met de buit, op de brandstapel gelegd om verbrand te worden. Het bevel van consul Manlius is niet alleen een afschuwwekkend voorbeeld voor het heden, maar ook een triest voorbeeld voor de toekomst geweest.