Hoofdstuk 28, tekst B (versie 1)
Categorie: Boek > Vivat Roma > Boek 2
1. Scipio stortte, zodra hij zijn vader had gezien, een vloed van tranen uit, deze
2. verhinderde hem echter te huilen, hem omhelzend en kussend.
3. Toen sprak Scipio zo:
4. ‘Vader zo eerbiedwaardig en zeer goed, Africanus is van mening dat jullie,
5. die gedood zijn, echt leven, en dat wij, die op aarde zijn,
6. gestorven zijn. Als dat waar is, waarom haast ik me niet hierheen naar jullie te komen.
7. Waarom vertoef ik op aarde?’
8. ‘zo is het niet’, zei hij. ‘De god, die al deze plaatsen met
9. Goddelijke macht regeert, gaf aan de mensen deze taak: de aarde,
10. waarop zij leven, moet door hen verzorgd en bewaard worden. Dus door jou
11. en door alle plichtsgetrouwe mensenmoet de ziel vast houden in het lichaam
12. zoals in een kerker en er moet verhuisd worden uit het leven van de mensen zonder bevel van de goden
13. Door jou, Scipio moet de rechtvaardigheid en plichtsgetrouwheid worden
14. vereerd. Wanneer jij de taak voltooid zal hebben, zal er door jou uit het leven verhuisd moeten worden.
15. Jouw taak, zoals de taak van Africanus en van mij,
16. Is het bewaren van de staat! Als je zo zal leven, zal de weg naar
17. de hemel voor jou zeker openstaan ’.
18. Hij ging weg. Scipio maakte zich los van zijn droom.