Hoofdstuk 26, oefenblok
Categorie: Boek > Lingua Latina > Boek 3
1 In gangbaar Nederlands
adire
1 jij hebt beroemde plaatsen bezocht
2 wij hebben grote werken op ons genomen
3 hij heeft zich tot het orakel gewend
4 de senatoren zijn de Curia binnengegaan / hebben de Curia betreden
5 de soldaten vallen het kamp van de vijanden aan
exire
1 de troepen rukten uit voor de oorlog
2 verlaat je vaderland niet!
3 de schepen zullen uitvaren
4 hij is gestorven
5 de rivier mondt uit in de zee
inire
1 de winter begon / brak aan
2 wij beginnen het gevecht
3 ik nam een besluit / ik vatte een plan op
4 hij zal een ambt aanvaarden / op zich nemen
5 laten we onze reis beginnen!
transire
1 Caesar stak over naar Brittannië
2 dit zal ik overslaan
3 enige/sommige soldaten zijn naar de vijanden overgelopen
4 de tijd verstrijkt / gaat voorbij
5 Hannibal was de Alpen overgetrokken
redire
1 het leger keerde in het kamp terug
2 ik heb me met mijn vader verzoend
subire
1 jullie zullen gevaren trotseren
2 hij heeft zware werken op zich genomen
obire
1 wij zullen allen sterven
2 de keizer bezocht de provincie
3 de soldaten begaven zich in veel gevaren
2 Comparativi herkennen
acriorem – atrocius – altiorum –
asperiores – certioris –
constantiora – dulcioris – fortius –
immanioribus – iustius
3 Actief met Latijn
1 een snel schip navis celerior – celerrima
van een snel schip navis celerioris – celerrimae
2 van een mooi dak tecti pulchrioris – pulcherrimi
3 van een hoge boom arboris altioris – altissimae
4 een geweldig vuur ignem immaniorem – immanissimum
5 van/voor een streng gezicht faciei severioris, -ori – severissimae
6 tijdens/in de strenge winter hieme asperiore – asperrima
7 enorme rotsen saxa ingentiora – ingentissima
8 van de schandelijke misdaden scelerum turpiorum – turpissimorum
9 beroemde namen clariora – clarissima nomina
10 een lange reis iter longius – longissimum
4 Creatief vertalen
1 De wolf ontsnapte bliksemsnel aan de hinderlaag van de herders en hun honden.
2 De winters in deze streek zijn elk jaar vrij streng.
3 Ik herinner mij steeds het beeld/gedaante van deze wonderschone vrouw.
4 De slavin vertelde haar meester een heel prettig/fijn verhaal.
5 Dat theater is eeuwenoud/oeroud.
6 De meester mishandelde zijn slaven te wreed / nogal wreed.
7 De Puniërs staken de Alpen over met een levensgevaarlijke mars.
8 In/Tijdens de triomftocht zongen de soldaten graag zeer uitgelaten liederen.
5 Arme ik!
1 Wie is er ongelukkiger dan ik, wiens lot is droeviger?
2 Ze lachen me allemaal uit en zeggen dat runderen verstandiger zijn dan ik.
3 En toch geloof ik niet dat ik dommer ben.
4 Maar Fortuna haat mij heviger dan de overigen.
5 Waarom worden andere slaven door mildere meesters met geschenken verblijd,
maar ik uitgekafferd en geslagen?
6 Jou, Jupiter, vraag ik mij van mijn al te harde lot te bevrijden en mij gelukkiger
jaren te schenken!
7 Laat mij niet in de steek!
6 In superlatieven over Caesar
1 fortissimus Caesar was in alle gevechten uiterst dapper.
2 longissimis Noch door eindeloze tochten/marsen,
altissimis noch door hemelhoge muren,
ferocissimis noch door de wildste vijanden werd hij verschrikt / afgeschrikt.
3 certissimam Het is bekend dat daarom de trouw van zijn soldaten voor hem
altijd zeer zeker was.
4 clementissimum En wie weet niet dat Caesar als overwinnaar uiterst mild was?
7 Dit jaar maar niet
Toen Licinia naar de Tiber wilde gaan, vroeg zij (dat) zo aan haar echtgenoot/man:
‘Waarom ga je niet met me mee naar de Tiber, Sextus? Al onze vrienden gaan daarheen.
Laten wij ook gaan, waarheen onze voorouders reeds gingen en onze zonen zullen gaan.
Sextus: ‘Herinner je je niet dat ik altijd met je mee ben gegaan?
Maar dit jaar zal ik niet gaan, ook al ging ik tot nu toe altijd.
Ik ga niet meer daarheen, waar fanatiek wordt gedronken.
Als ik zou gaan, zou ik drinken.
Je verlangt toch niet dat mijn hoofd pijn doet? /
Je wil me toch geen koppijn bezorgen?’
8 Samenstellingen van -ire
exire – subire – obire – adire – inire – abire