Hoofdstuk 35, tekst A: Constantijn overwint Maxentius
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 2
Maxentius bleef in Rome, omdat hij een orakel had gekregen, dat hij om zou komen, als hij buiten de poorten van de stad zou zijn gegaan. Toch werd de oorlog door bekwame aanvoerders gedragen. Meer van de krachten was van Maxentius en in de strijd waren de soldaten van Maxentius sterker.
Eindelijk bracht Constantijn, nadat zijn geest bemoedigd was en hij tot leven of dood bereid was, alle troepen dichterbij naar de stad en stelde zich op recht tegenover de Milvische brug. Hij is in zijn slaap gewaarschuwd om het hemels teken van God op te schrijven op de schilden van de soldaten en zo de strijd te beginnen. Hij doet/deed, zoals bevolen is, en schrijft/schreef het teken van Christus op de schilden.
Met dit teken gewapend grijpt/greep het leger het zwaard. De vijand komt hen tegemoet zonder Maxentius en steekt de brug over. De slaglinies raken slaags met gelijk front, (en) er wordt met de grootste kracht aan beide kanten gevochten.
In de stad ontstaat/ontstond een opstand en Maxentius wordt uitgescholden als/voor verrader van het algemeen welzijn. En toen hij plotseling gezien werd, schreeuwt/schreeuwde het volk - want hij gaf spelen voor zijn verjaardag - met één stem uit, dat Constantijn niet overwonnen kan/kon worden. Omdat hij door die stem bang gemaakt is/was, gaat/ging hij snel weg en, nadat sommige senatoren zijn/waren geroepen, beveelt/beval hij de Sibyllijnse boeken te raadplegen: daarin is gevonden dat op die dag een vijand van de Romeinen zou omkomen. Omdat hij door dat antwoord tot hoop op overwinning is gebracht, komt/kwam hij naar de slaglinie. De brug wordt/werd achter hem afgebroken. Het leger van Maxentius wordt/werd verjaagd, zelf haast/haastte hij zich, nadat hij op de vlucht is/was gejaagd, naar de brug, die gedeeltelijk was afgebroken, en in het nauw gebracht door een menigte vluchtenden, wordt/werd hij in de Tiber gegooid. Toen de zeer felle strijd eindelijk was afgelopen, is met grote blijdschap van de senaat en het Romeinse volk Constantijn als keizer erkend.