Hoofdstuk 34, tekst C: Een Christelijke Dienstweigeraar
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 2
Proconsul Dion zei: hoe wordt je genoemd? Maximilianus antwoordde: maar waarom wil jij mijn naam weten? Het is mij niet toegestaan te dienen, omdat ik Christen ben. Proconsul Dion zei: plaats hem. En toen hij geplaatst werd antwoordde Maximilianus: ik kan niet dienen, ik kan geen onrecht doen, ik ben Christen. Proconsul Dion zei: hij moet worden gemeten. En toen hij was gemeten is door een ambtenaar voorgelezen: hij heeft 5 voet, 10 1/12 voet. Dion zei tegen een beambte: hij moet van een teken worden voorzien. En toen Maximilianus weerstand bood, antwoordde hij: ik doe het niet, ik kan niet dienen. Dion zei: wees soldaat, opdat je niet omkomt. Maximilianus antwoordde: ik dien niet. Hak mijn hoofd af, ik dien niet deze tijd, maar ik dien mijn God. Proconsul Dion zei: wie heeft jou overtuigd hiertoe? Maximilianus antwoordde: mijn geest en hij, die mij riep. Dieon zei aan Victor, zijn vader: geef jouw zoon raad. Victor antwoordde: hij weet het zelf. Hij heeft zijn eigen plan, wat goed voor hem is. Dion aan Maximilianus: dien en ontvang het teken. Hij antwoordde: ik ontvang het teken niet, ik heb al het teken van Christus, mijn god. Dion zei: ik zend jou meteen naar jouw Christus. Hij antwoordde: ik zou willen dat jij dit direct doet, dit is mijn roem. Dion zei aan de ambtenaar: hij moet van een teken worden voorzien. En toen hij zich verzette, antwoordde hij: ik ontvang het teken van deze slechte tijd niet en stel dat jij mij van een teken voorziet, breek ik het, omdat het niets waard is. Ik ben een Christen. Het is mij niet toegestaan lood om mijn nek te dragen naast het kruis van mijn god, Jezus Christus. Wij alle Christenen dienen hem, wij volgen hem als leider van het leven, als brenger van de redding.