Hoofdstuk 14, tekst A (versie 1)
Hefaistos, die werd verleid door de sterveling Thetis, sprak de volgende woorden: ''O, geliefde Thetis, ik zal gaan met jou, naar de overkant van de Styx, waar een prachtig paradijs op ons wacht. Dus pak nu mijn arm en wij gaan spoedig naar onze bestemming.'' De geliefde Thetis deed zoals haar geliefde haar zei en zo gingen zij, smachtend naar elkaar, op weg naar de overkant van de rivier de Styx. Maar de voorspelling luidde, dat een bloeddorstig monster op hen zou wachten en hen in zijn macht zou hebben. Eenmaal aangekomen maakten zij een onderkomen gelijk aan dat van de oppergod, de vader van Hefaistos. Zeus keek neer op de oever van de Styx en werd onmiddelijk verliefd op de maagdelijke Thetis, bij het zien van haar prachtige en goddelijke gezicht. Dus hij daalde neer, in de menselijke gedaante van een mooi meisje, en verborg zich achter een steen.