Hoofdstuk 14, tekst 2: De onverstoorbare wijze
Als jij een man onbevreesd in gevaar ziet, onberoerd door begeertes, in tegenspoed gelukkig, te midden van stormen vredig, uit hoger standpunt mensen ziend, uit gelijke hoogten goden ziend, zou er bij jou dan niet verering voor hem opkomen? Zul jij niet zeggen: 'Deze zaak is hoger en groter dan dat hij geloofd kan worden in overeenstemming te zijn met dit lichaampje waarin hij zich bevindt. Een goddelijke kracht is in dit lichaampje afgedaald; Een hemelse macht drijft zijn uitmuntende, gematigde ziel aan, die overal aan voorbij gaat alsof het minder belangrijk is, en die lacht om alles wat wij vrezen en wensen. Een zo grote zaak kan niet zonder steun van een godheid bestaan. En dus is hij met het grootste deel van zichzelf daar waarvandaan hij was afgedaald.