Exercitium 49: Martialis
Iemand barst van jaloezie, mijn allerbeste Julius,
omdat Rome mij leest, barst hij van jaloezie.
Hij barst van jaloezie, omdat ik altijd in elke menigte
met de vinger word aangewezen; hij barst van jaloezie.
Hij barst van jaloezie, omdat ik een aangenaam landgoed bij de stad heb
en een klein huis in de stad; hij barst van jaloezie.
Hij barst van jaloezie, omdat ik populair ben bij mijn vrienden;
omdat ik een geregelde gast ben; hij barst van jaloezie.
Hij barst van jaloezie, omdat ik bemind word en goedgekeurd.
Laat alwie barst van jaloezie maar barsten.